BLOG: Kennis bodemsanering spoelt uit

Home> BLOG: Kennis bodemsanering spoelt uit

Marco van den Brand schreef een blog voor de novembereditie van het vakblad Land+Water:

Het continu verruimen van ons beleid naar risico-gestuurde benadering van verontreinigde locaties heeft ertoe geleid dat we de afgelopen tien tot vijftien jaar van innovatief gidsland naar de achterhoede in Europa zijn verdwenen. De versnippering van het bevoegde gezag naar lager, gemeentelijk niveau heeft dit proces verder versterkt.

Het resultaat is confronterend: terwijl we denken en roepen dat Nederland schoon is, vliegt onze kennis en expertise het land uit. Waarom zou het buitenland nog ‘even Nederland bellen’, zoals onlangs als doel werd gesteld op het SIKB-jaarcongres in september? Dat belletje gaat er niet komen…

Het is begrijpelijk dat we niet alles 100 procent kunnen schoonmaken. Daarom is het goed dat we als land kritisch hebben gekeken naar ons bodemsaneringsbeleid. Echter: de balans slaat nu door naar bijna niets meer doen. Dit is om meerdere redenen onwenselijk én onverstandig:

  1. de maatschappelijke kosten van het niets doen zijn zeer groot en komen meestal terecht bij partijen die zelf niet verantwoordelijk zijn voor de bodemverontreinigingen;
  2. niets doen heeft dramatisch gevolgen voor ons grondwater. We lezen vrijwel dagelijks dat ons grondwater bedreigd wordt, mede door allerlei verontreinigingen welke aangepakt hadden moeten worden;
  3. voor de tanende kennis van bodemonderzoek en -sanering en daarmee de afgenomen exportkansen van onze kennis en kunde.

Daarom moeten we juist nú investeren in het schoonmaken van de ondergrond.

Vies – zo niet viezer

Er is iets heel bijzonders gaande in ons vakgebied, dat van bodemonderzoek en -sanering. Als ik op een feestje vertel dat ik bodems schoonmaak, zeggen veel mensen ‘oh, dan heb je vast veel te doen, want er is veel verontreiniging…’. Bijzonder, want veel professionals zeggen juist het tegenovergestelde: ‘We zijn klaar met saneren; Nederland is schoon.’

De Nederlandse politiek is afgelopen jaren verteld dat de Nederlandse bodemsaneringsoperatie goeddeels klaar is. Tijdens het SIKB-congres was de eerste zin van het thema ‘Blik in de Toekomst: de vraagstukken van 2031’ de volgende: ‘De grootste locaties met bodemverontreiniging zijn aangepakt’. De vraag die bij mij resoneert, is: ‘Klopt dit wel?’ Is Nederland inderdaad schoon? Ik doe een poging om die vraag te beantwoorden: de locaties in Nederland zijn nog net zo vies als 20 tot 25 jaar geleden. En veel industriële en binnenstedelijke locaties zijn nog nooit aangepakt.

Kop in het zand

De Nederlandse bodem is helemaal nog niet schoon. Terwijl we tegen beter weten in volhouden dat de bodemsaneringsoperatie bijna klaar is, steken ondertussen nieuwe uitdagingen de kop op. Want wat te denken van opkomende problemen zoals de  poly- en perfluoralkylstoffen (PFAS), de gewasbeschermings- en geneesmiddelen en het dumpen van verontreinigde bagger uit België in Nederlandse meren en plassen? Enigszins onthutst kwam ik er na een uitzending van Zembla van 26 september achter dat ik en mijn kinderen de afgelopen jaren vaak in het grindgat van de Rosandepolder in Arnhem heb gezwommen. Die plas is volgeplempt met afval.

Dumpingen in rivieren of meren zullen een direct negatieve invloed hebben op de kwaliteit van het zwemwater. Als deze té slecht wordt, is een zwemverbod eenvoudig ingesteld. Dat is een ‘makkelijke’ keuze. Maar het echte probleem zit ónder water: na verloop van tijd logen de verontreinigingen uit deze dumpingen uit naar het grondwater. Zo bedreigen ze op termijn onze drinkwatervoorraden. En zo is het ook met de huidige PFAS-problematiek, incidenten met deze stoffen kunnen enorme grondwaterverontreinigingen veroorzaken. Een nog onvoldoende erkend grondwaterprobleem vormt de bestrijdings- en medicijnverontreinigingen in ons oppervlakte- en grondwater.

Hoe moeten we dit beleid aan onze kinderen uitleggen? Ik snap dat de aandacht van onze bestuurders uitgaat naar klimaatverandering en naar lucht- en waterkwaliteit. In die twee milieucompartimenten is verontreiniging sneller voelbaar. Toch pleit ik er hardgronding voor om onze bodem niet te vergeten! Het bodemsysteem reageert traag en verontreinigingen uiten zich niet direct in een bedreiging voor de mens of het milieu, maar er zijn op lange termijn wel degelijk bedreigingen!

Bovendien is de rol van natuurlijke afbraak van verontreinigingen sterk overschat. Wat was er mooier dan toen tien-vijftien jaar geleden werd vastgesteld dat de natuur de verontreinigingen afbreekt. Hier werd beleidsmatig zeer snel op gereageerd – misschien ingegeven door de verwachte besparingen. De zo ingezette ‘monitoringsoperatie’ heeft inmiddels duidelijk gemaakt dat in de meeste situaties de natuurlijke afbraak niet voldoende is. Een biologische aanpak van verontreinigingen is niet ‘niets doen’. Integendeel, een dergelijke aanpak vergt veel aandacht, kennis en kunde.

Wat te doen?

Om de complexe bodem- en grondwaterproblematiek het hoofd te bieden, is meer landelijke regie nodig. Kortom: Den Haag moet weer actief de bodemagenda gaan bepalen. Het beleid moet ook logischer zijn: haal verontreinigingsbronnen zoveel als mogelijk weg. Vrachtverwijdering moet weer dé trend worden. Immers, door nu zoveel als mogelijk van de bronzones weg te nemen, verminderen we de toekomstige bedreiging van ons grond- en drinkwater. Het huidige beleid van monitoren zit ons als maatschappij vaak in de weg bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Bovendien kost dit beleid op termijn misschien wel meer door  vastlegging, overleg en bureaucratie dan vlot opruimen. Gebiedsgerichte aanpak hierin is prima, maar dan wel in een opzet waarin de middelen ook zodanig worden aangewend dat ook de bronnen er daadwerkelijk uit weggenomen worden. Een navrante zaak is dat in de meeste Gebiedsplannen staat dat het verwijderen van bronnen het fundament is onder het een gebiedsgerichte aanpak. Maar elke keer als een bron moet worden gesaneerd zijn er kennelijk veel redenen om zich niet aan het eigen Gebiedsplan te houden.

Niet alleen de overheid moet actief in beweging komen, ook onze industrie moet een prikkel krijgen. Bodemschades kunnen nu simpel ‘mee-verkocht’ worden in een verkooptraject. Het resultaat is vaak dat de verontreiniging blijft zitten met alle gevolgen van dien. Nederland kan wat dat betreft een voorbeeld nemen aan de wetgeving in Vlaanderen. Bij verkoopsituaties dient daar verplicht onderzoek gedaan te worden en – indien sprake is van verontreiniging – wordt de vlek, inclusief saneringsbedrag, nader onderzocht. Vervolgens moeten middelen opzij gezet worden en deze komen pas vrij als de troep ook daadwerkelijk wordt gesaneerd. Daarmee verplicht de overheid de markt dus haar vervuiling op te ruimen: de vervuiler betaalt. Ook in Frankrijk is het beleid duidelijk: risicogericht saneren mag als je de bron maar weg haalt. Wat een logische gedachten! Waarom kennen we dit in Nederland niet?

Naast een voortvarender beleid zou onze overheid ook moeten investeren in innovatie en kennisverbreding. Laten we het voormalige ‘SKB-programma’ herstarten. Het is toch gek dat er nu een ‘expertisecentrum PFAS’ is, opgericht door drie commerciële adviesbureaus? De opkomende problematiek vraagt om een veel daadkrachtig onderzoeks- en subsidieprogramma.

‘Even Nederland bellen’

Door weer meer actief onze rommel op te ruimen respecteren we de toekomst van onze kinderen maar behouden we ook onze bodemsaneringskennis. Hopelijk net op tijd, voordat deze ‘door het putje wegspoelt’. Kennis die we hard nodig hebben om ook de opkomende verontreinigingen het hoofd te bieden en om jongeren voor de fascinerende bodemwereld te boeien! Als we deze kennis weer weten uit te bouwen, ben ik er van overtuigd dat we vanuit de achterhoede vanzelf weer een gidsland worden, maar nog belangrijker: verantwoordelijk omgaan met de bodem die ons bestaan draagt.  En wie weet ontstaat dan ook weer een situatie waarin ‘even Nederland bellen’ voor de ons omringende landen weer een logisch gegeven is. Het mes zal dan aan meerdere kanten snijden: we zorgen ervoor we toekomstige generaties niet tegen veel hogere kosten met onze bodemlasten opzadelen, we borgen schoon drinkwater voor de toekomst, zorgen ervoor dat we ons eigen vuil opruimen én we kunnen onze kennis en ervaring ook nog eens te gelde maken. Laten we gaan voor ‘Nederland, Bodemland’!

Lees hier de blog in Land+Water